maandag 27 februari 2017

Vast.

Doorheen de jaren
wanneer gedachten vervagen
spendeer ik dagen aan het piekeren over opengereten wonden.
Ik heb mezelf gevonden in de leegte van de put
maar wat is het nut dat ik angsten overwin
als ik telkens herbegin met een gebeten tong.

Gewrongen, in de knoop met woorden die smeken om vergiffenis.
Gedwongen gedachten over een oppervlakkig bekommernis.
Geen plaats voor artistieke slotfasen geschreven door een vastberaden hand.
Er is geen kant die ik op kan niet versperd door metaforische muren.

Ik zit vast in mijn eigen hoofd.
Een gevangen gevoel dat ik niet kan verduren.
Waar blijft de redding?
Was die ooit nabij?
Een gevolg van een oorzaak die lag bij mij.

zondag 8 juni 2014

Depths

In the crackles and the wrinkles of the soul
the blossom never blooms.
In the depths and the lows
the wind hushes and it glooms.
In the darkness of the abyss
we lie and crawl and stall.
The desperation of expectation
to ever stand again
has had its toll upon us all

woensdag 29 januari 2014

Het laatste

Het was donker buiten, het klein lichtje naast het ziekenhuisbed liet een donkergele schemering over hun twee. Niet het gebruikelijke witte licht dat je normaal zou verwachten, maar een soort van gezelligheid. Voor hem was dat bed de laatste weken zijn thuis geweest. En voor haar was het de armstoel geweest waar ze haar thuis had gevestigd.
Haar elleboog rustte op de bruine armleuning en haar hoofd vond steun in haar hand. Zacht gesnurk vond zijn oorsprong in het bed waar hij met geopende mond lag in te slapen. Niet zoals je normaal zou slapen, op je zij met opgekrulde benen en je hand onder je kussen. Eerder zoals je zou slapen met een ongelofelijke pijn in je lichaam. Een pijn die je weerhoud van te bewegen. Een pijn waardoor je stil moet liggen om maar zelfs te kunnen slapen.
De klok op de muur tegenover het bed stond op drie uur vier minuten. De seconde tikte niet maar gleden verder, alsof ze zich op ijs bevonden.
Gehoest en gekreun kwam uit de eerst snurkende mond. Hij wou rechtzitten maar faalde in die poging. Zijn hand, waar de aders uitpuilden en de huid los was geworden door ouderdom, greep naar zijn borst. Op zijn voorhoofd ontstonden rimpels. Geen denkrimpels die je krijgt bij het oplossen van het kruiswoordraadsel in de krant, maar rimpels van pijn. Een stekende pijn onder zijn hand.
Zijn ogen kneep hij dicht, zijn wallen werden naar boven geduwd en omarmde de rimpels er rond.
Ze werd wakker, eerst niet beseffend wat er gebeurde. Toen ze hem zag liggen schoot ze recht uit haar armstoel. Haar hart begon sneller te slaan en haar ogen sperde ze wijd open.
Ze nam zijn hand vast. ‘Wat is er schat?’ zei ze. Wat ooit een wondermooie stem was geweest had zich door de jaren heen vervormd. Zingen kon ze nog wel, maar ze was trager geworden. Haar stem was scheller geworden.  Maar hij vond het niet erg. Hij vond zich vertrouwd met haar woorden, en de zachtheid waarop ze hem aansprak. Zelf merkte hij het verschil nauwelijks tot ze kwaad zou worden. Dan zou hij het merken en glimlachen.
‘Mi.. Mijn hart.’ Bracht hij moeizaam uit.
Ergens wist hij het al. Hij wist het eigenlijk al voor hij naar hier kwam maar wou het voor een of andere reden niet onder ogen zien. Toen was hij nog bang.
Nu was hij niet meer bang. Hij begreep alles. Hij heeft het leren begrijpen.
Dood was geen vijand, zoals hij het jaren had aanschouwd. Dood was zijn bondgenoot dat hem de laatste weken meer heeft doen beseffen dan hij de vorige 76 jaar had gedaan.
‘Ik bel de zuster!’ zei ze en maakte aanstalten om naar het knopje te reiken boven zijn bed.
‘Neen!’ Zei hij in een bevelende stem. Een plotse autoriteit was opgestaan vanuit zijn lichaam en had voor even de pijn onderdrukt.
Hij wou niet dat een onbekende dit moment zou bederven met haar aanwezigheid. Hij wou met haar alleen zijn.
‘Ik heb spijt..’ Zei hij. Ze kon horen dat zijn stem zwakker was. De zekerheid die hij normaal in zijn woorden legde was verdwenen, het had plaatsgemaakt voor niets, en dat baatte haar zorg.
‘Van wat heb je spijt?’ Vroeg ze onzeker.
‘Ik heb spijt dat ik niet eerder naar je toe ben gestapt. Ik heb je maanden aanschouwen zonder iets te durven zeggen, had ik toen gewoon gegaan hadden we meer momenten samen beleefd. Het spijt me’
Ze wist even niet wat te zeggen, haar verouderde groene ogen vulden op met tranen.
‘We hebben toch supertijden beleefd! We hebben het zeker goed gemaakt voor die paar maanden.’ Zei ze uiteindelijk.
‘We hebben prachtige kinderen en kleinkinderen die van ons houden. Die paar maanden waren gewoon de uitgestelde spanning vlak voor iets heerlijks, en heerlijk was het, is het nog steeds.’ Haar ogen verzachtte nu, en ze keek hem aan net zoals ze hem al duizenden keren heeft aangekeken. Telkens als hij weer iets deed dat typisch voor hem was. Als hij aan het mopperen was over het nieuws, of  de korsten van zijn boterham afsneed om ze dan bij zijn koffie op te eten. Hij herkende die blik en er verscheen een flauwe glimlach op zijn gezicht. Niet heel duidelijk, maar gemeend.
‘Ik heb niet tegen je gelogen’ zei hij terwijl ook zijn ogen verzachtte.
Hij nam haar hand steviger vast en gleed met zijn duim over de rug. Hij kon de aders voelen en de huid gleed zacht mee met zijn duim tot het niet meer kon en liet dan los.
‘Waarover zou je moeten gelogen hebben dan?’
‘Telkens als ik tegen je zei dat ik voor altijd van je zal houden, ik heb niet gelogen.’
Ze glimlachte, ‘Weet ik.’ zei ze en gaf hem een kus op zijn lippen.
Hij glimlachte en keek haar in de ogen, nam diep adem en blies die voor de allerlaatste keer uit. 

zaterdag 4 januari 2014

We just do

Remember that we speak without using our mouth.
That we point without using the finger.
That we trust without knowing why.
We just do unexplainable things, hoping our counterparts will pick up the signal and answer.
We use words to describe the now, but what’s deep inside has been locked away like it’s been written in another language that we don’t know how to translate.
We just do things like trees just start to blossom, but just know that their leaves will fall too, and they’ll stand naked in the cold.
We shake ourselves like a bottle of soda and be scared to remove the lid cause it will erupt.
We throw insults at each other as entertainment when the borders haven’t yet been mapped.
Our bodies are like graveyards with boxes of past buried beneath the surface, bewildered in damp moss and beautiful flowers.
We rarely look into our own eyes

and speak.

zaterdag 19 oktober 2013

The Exchange

In the equality of ones eyes, you stare into the world she stares into.
You look and wonder the wonder she wonders.
White flags and burned ashes, 
bare trees in paths of leaves.
Daisies in digged holes only to be climbed out of.

You stare and wonder, walk barefooted into the dirt.
Only to see the sun that shines upon one's world
And for one day; if she stares back into mine
one can only wonder, 
how clouds will try and stop to make her shine.